
Ooggetuigenverhaal: Jan Bliek
Jan Bliek woonde met zijn ouders aan de weg naar de veerhaven van Hoedekenskerke. Geboren in 1926 groeide hij op tijdens de crisisjaren, een moeilijke tijd voor Nederlandse boeren. In de jaren dertig las het gezin het landbouwblad De Boerderij, dat vlakbij de Duitse grens werd gedrukt. Uit het blad bleek dat het goed ging met de Duitse boeren. De ‘kleine man’ zou het in Duitsland veel beter hebben. Dit leidde ertoe dat het gezin enige sympathie kreeg voor nazi-Duitsland. Toch benadrukt Jan: “Maar het is niet zo dat ik een Duitse bezetting wenste.”
Op 10 mei 1940 zag Jan Duitse vliegtuigen overvliegen. Hij dacht eerst dat ze op weg waren naar Engeland, maar een buurvrouw vertelde hem dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. Daar schrok hij van. Na de eerste oorlogsdagen keerde de rust terug in Hoedekenskerke, totdat grote groepen Duitse soldaten arriveerden om de strategisch belangrijke Westerschelde te bewaken. Bij Jan thuis lag de schuur vol met Duitse soldaten, die zelfs bivakkeerden op de zolder van de koeienstal.
Terugtrekking en gevaar
In september 1944 trok het Duitse leger zich massaal terug uit Frankrijk en België om te hergroeperen. Jan zag hoe ze de Westerschelde overstaken, meestal ’s nachts om geallieerde vliegtuigen te ontwijken. Als ze een keer te laat waren, waren er veel doden en gewonden. Jan bracht de Duitse doden met paard en wagen naar het kerkhof – een gevaarlijke taak. Net nadat hij de laatste lichamen had weggebracht, werd de veerhaven, waar ze lagen, gebombardeerd.
Op de ochtend van 26 oktober 1944 landden de geallieerden bij Baarland en kwam Hoedekenskerke onder zwaar vuur te liggen. Ondanks de beperkte Duitse aanwezigheid in het dorp werd een groot deel van Hoedekenskerke in puin geschoten en vielen er veel burgerslachtoffers. Jan en zijn familie schuilden eerst in de kelder, maar besloten na de beschietingen weg te gaan. “We waren zo stom om weg te gaan,” herinnert Jan zich. Vooral het achterlaten van de dieren viel hem zwaar. Granaten troffen de koeienstal en alle dieren kwamen om. “Als ik daaraan terugdenk, voel ik me niet zo lekker,” zegt hij, terwijl hij zijn hoofd schudt.


De Nasleep
Toen het gezin terugkeerde naar huis, was Jan 18 jaar. Ze werden vijandig ontvangen vanwege hun eerdere sympathieën voor de Duitsers. Hoewel het gezin nooit iemand had verraden, werden Jan en zijn vader opgepakt. Jan zat slechts een paar dagen vast, maar zijn vader werd naar een kamp in Rilland-Bath gebracht, waar hij honger leed. Daarna volgden overplaatsingen naar Ellewoutsdijk en Middelburg, waar hij uiteindelijk werd vrijgelaten.
Jan heeft nog altijd veel spijt van zijn verleden. “Nooit zou ik het overdoen. Nooit. Het was een stom gedoe,” zegt hij. Zijn verhaal is een aangrijpende herinnering aan de complexe keuzes en gevolgen voor gewone mensen tijdens de bezetting, en aan de zware tol die de oorlog eiste.